De kortgedingrechter stelt vast dat (1) in de Grondwet en in het Europees Verdrag voor de rechten van Mens rechten en vrijheden subjectieve rechten zijn, (2) LDH met haar vordering beoogt om de aantasting van deze rechten te doen ophouden, en besluit dat hij/zij bevoegd is om over de vordering uitspraak te doen.

Lees de samenvatting in een andere taal: