Het arrest Camara v. België, dat op 18 juli 2023 door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens werd uitgesproken, is het eerste in een mogelijk lange reeks arresten van het Hof: het betreft het recht op huisvesting en materiële bijstand van aanvragers van internationale bescherming in België. In dit arrest spreekt het Hof zich uit over de situatie van de heer Camara, een verzoeker van Guinese nationaliteit, die vele maanden dakloos is geweest in België nadat hij zijn verzoek om internationale bescherming had ingediend. Camara had een gerechtelijk bevel gekregen waarbij de Belgische Staat, en in het bijzonder het Federaal agentschap voor de opvang van asielzoekers (“Fedasil”), werd gelast hem onderdak te verschaffen. Dit bevel werd pas maanden later uitgevoerd. Het Hof oordeelt dat de tijd die de Belgische autoriteiten nodig hadden om dit gerechtelijk bevel uit te voeren, dat bedoeld was om de menselijke waardigheid te beschermen, onredelijk was en de essentie zelf van het recht op een eerlijk proces, gewaarborgd door artikel 6 §1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, ondermijnde. In de context van de Belgische opvangcrisis geeft dit artikel een overzicht van de redenering van het Europees Hof en tracht het vervolgens enkele genuanceerde conclusies te trekken met betrekking tot de ontvankelijkheid van rechtsmiddelen die worden ingesteld door asielzoekers om de eerbiediging van hun recht op opvang en de ‘kern’ van hun recht op een eerlijk proces te verzekeren.

Lees het commentaar in de oorspronkelijke taal: